Een leuke reis naar
Täsch (Zwitserland) die ook nog voor een klein gedeelte wordt gesponsord door de
personeelsvereniging van mijn werkgever; dat zie ik wel zitten. En zo zit ik op vrijdag 4 juli 2009 in de bus. De meesten van de reisgenoten hebben als doel de
Zermattmarathon. Ik hou het bij mijn fietsje dat in het laadruim van de bus meegaat.
Vanuit uitstekende hotel (
Monte Rosa in
Täsch) heb ik een route gepland naar de top van de
Moosalp; een pittige klim van 15,5 km. Gemiddeld
stijgingspercentage 7,9%.
De thermometer, die vanuit de hotelkamer zichtbaar is, geeft een schamele 11 graden aan als ik wil vertrekken. Omdat ik niet weet wat me te wachten staat op 2000 meter hoogte besluit ik toch maar om de arm- en beenstukken aan te doen. Voor de zekerheid neem ik ook een windstopper mee in een klein rugzakje. Het verschil tussen
zon en schaduw laat zich hier snel voelen. In de eerste kilometers was ik nog blij met de arm- en beenstukken. Na precies 5,8 kilometer maakte ik mijn eerste stop om alle overbodige kledingstukken uit te doen; het was gewoon warm!
De route
gaat over een mooie weg in het
Zermattdal. De eerste 20 kilometer gaan bergafwaarts (van 1450 naar 900 meter). Aan weerszijden mooie rotspartijen en af en toe een glimp van
één van de vele besneeuwde Alpenreuzen. Het smeltwater van de bovengelegen gletsjers valt rijkelijk naar beneden; kortom het decor is weer schitterend.
In het dorp
St.
Niklaus wordt ik tegengehouden door een
verkeersregelaar. De deelnemers van de
Zermattmarathon passeren hier. Ik zie twee van mijn reisgenoten een
bergje van rond de 20% opdraaien en wordt al moe als ik het zie; lopen zal nooit mijn ding worden. Ondanks de ruim 1700 deelnemers is iedereen snel voorbij en kan ik verder fietsen in de richting van Stalden. Om de 2 1/2 km lange tunnel te mijden neem ik het fietspad dat in een steile afdaling naar de ondergelegen rivier loopt om vervolgens met een iets minder steile klim vlak voor Stalden weer uit te komen. En van daar uit
gaat het alleen maar omhoog.
Het is nu al 26 graden. Het is de Zuidflank van de
Moosalp die ik vandaag beklim en er is geen zuchtje wind hier. De eerste 7 kilometer zijn aan 9% en vallen, ook door de steeds warmere omstandigheden, erg zwaar. Na 3 km zwoegen staat de temperatuur al op 29 graden en ik heb toch altijd gedacht dat de temperatuur zou zakken naarmate je hoger komt. Het loopt in ieder
geval voor geen meter en na de vijfde kilometer komt de stoom uit mijn oren en moet ik noodgedwongen stoppen om af te koelen. Onder
één van de spaarzame bomen die deze zijde van de
Moosalp rijk is kom ik gedurende een kwartier op adem en laat ik mijn lichaam afkoelen tot “normale” temperaturen. Een bidon fris beekwater over het
koppie doet wonderen. Het zweetshirt
gaat uit, de helm bind ik op het stuur en zo ga ik verder voor de volgende 10km. Hoewel de weg onveranderd stevig omhoog loopt,
gaat het nu een stuk beter. De temperatuur begint langzaam te zakken en er is af en toe een lekker windje te voelen. Het feit dat ik ineens begin te genieten van de mooie uitzichten zegt genoeg.
Na ruim 7 kilometer bereik ik
Törbel een klein dorpje op 1550 meter hoogte. Wie haalt het toch in zijn hoofd om hier te gaan wonen? Het is hier natuurlijk prachtig en op dit moment heerlijk weer. Een lange vakantie zou ik het wel uithouden. Maar gedurende 3/4 jaar zit je hier waarschijnlijk in een meter sneeuw aan een vrijwel
onbegaanbare weg. Het ziet er wel grappig uit, zo’n dorpje dat tegen een steile bergwand is geplakt.
In
Törbel vlakt de weg iets af tot een procent of 6 en dat is wel even een zalving voor de benen. Dit duurt echter niet lang en even na dit dorpje stijgt de weg weer over de 9%. Al rondkijkend begint het te duizelen in mijn hoofd. In de verte de
overweldigende bergtoppen waarvan er enkele zelfs de 4000 meter overstijgen. Enkele centimeters naast me een afgrond van hondenden meters.
Ik bedenk me dat afdalen op deze weg niet geheel risicoloos is. De schamele vangrail zou weinig bescherming bieden op het moment dat je er met volle vaart tegenaan knalt. Na 3 zware kilometers vlakt de weg definitief af. Gedurende de laatste drie mooie kilometers tegen een relaxed
stijgingspercentage (variërend van 3% t/m 6 %) maak ik vanaf de fiets een paar foto’s en zelfs een klein filmpje. De klus is geklaard; de
Moosalp staat op het palmares (al zit het me natuurlijk niet lekker dat ik na 5 kilometer de berm heb moeten opzoeken). Op de top maak ik snel nog wat foto's van de adembenemende omgeving.
De afdaling wordt ingezet. Deze is zeker niet minder steil en bochtig dan de klim op de andere flank en ik moet dan ook vol in de remmen. Het
gaat hier door een prachtig bos. Door de vele haarspeldbochten
gaat het niet echt snel. Vlak voor
Burchen neem ik plaats op een terras met uitkijk op de mooie omgeving. Een halve liter cola en een spaghetti
Aioli smaakt uitstekend. Eigenlijk veel te lekker want een half uur later vertrek ik met een te volle maag in volle
vitesse richting
Visp in het
Rhonedal.
Visp is zeker geen leuk stadje. Veel verkeer en omliggende industrie. Ook is het hier erg benauwd (temperatuur 32 graden). Allerminst prettig om te fietsen dus. Dat geldt eigenlijk voor het hele stuk tussen
Visp en Stalden. De weg stijgt behoorlijk, het verkeer raast in grote getale voorbij en het uitzicht geeft me niet bepaald het Zwitserleven gevoel. In Stalden beland ik eindelijk weer op verkeersluwere wegen en fiets ik de weg van vanmorgen in omgekeerde richting – omhoog dus. In Stalden
gaat het sterk naar beneden als ik het fietspad neem om de tunnel te ontwijken. De stijging om daarna weer terug op de weg te komen is moordend. Anderhalve kilometer tegen 8, 9 en 10% is geen
makkie meer. Ook na deze klim blijft de weg doorstijgen en wel tot een kilometer of 4 voor het hotel. Tussen kilometer 84 en 86 komt er nog een “heerlijk toetje. Na een aanloop van 7% a 8% gedurende een kilometer stijgt de weg door naar 12%. Dat valt vies tegen als je hier geen rekening mee houdt. Het beetje jus dat er nog in mijn benen zit wordt eruit geperst en de laatste loodsjes wegen verdomd zwaar. Het hotel lonkt in de verte.
Bijna bij het hotel zie ik aan mijn linkerkant een kapel. Geloof of bijgeloof; ik weet het niet; maar omdat mijn dochter morgen haar
NK lange baan moet zwemmen sla ik een zijweg in en trotseer het
klimmetje voor een korte stop bij het beeld van Onze Lieve Vrouw. Het beeld staat daar ter nagedachtenis aan een wonder dat heel lang geleden in dit dorpje geschiedde. In stilte vraag ik een klein wonder voor morgen! Even later kom ik aan bij het mooie hotel in
Täsch. Het was een prachtige rit.